Ius Sanctus Nieuws Archief
Prinses Juliana 1909 - 2004 In Memoriam
Saturday, 20 Mar 2004 door Danny
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden. Op 20 maart 2004 overleed op Paleis Soestdijk op de gezegende leeftijd van 94 jaar Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden, de langstlevende telg uit het Huis Oranje-Nassau. Zij was de Koningin wier regeringsperiode (1948-1980) werd gekenmerkt door eenvoud, menselijkheid en gemoedelijkheid. Wars van protocol en overdreven etiquette stond zij dicht bij het volk. Als vorstin wenste zij zoveel mogelijk een ‘gewone mevrouw’ te zijn zonder de volgens haar onnodige afstand tussen staatshoofd en onderdanen. Hiermee vond zij gemakkelijk aansluiting bij het Nederlandse volk.
De genegenheid voor koningin Juliana manifesteerde zich vooral tijdens het jaarlijkse bloemendefilé ter gelegenheid van haar verjaardag. Prinses Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina werd op 30 april 1909 in Paleis Noordeinde te Den Haag geboren als dochter van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden. Nederland reageerde uitzinnig van vreugde op de geboorte van het prinsesje. Door het uitblijven van de geboorte van een koningskind had de toekomst van de dynastie een aantal jaren onzeker geleken. Juliana werd dan ook al snel óns Prinsesje. Op Paleis Huis ten Bosch te Den Haag werd, toen prinses Juliana zes jaar oud was, op advies van de bekende pedagoog Jan Ligthart een klasje gevormd. Samen met enkele nauwkeurig geselecteerde leeftijdsgenootjes volgde de Prinses in dit klasje het lager onderwijs. Omdat de Grondwet bepaalde dat de Prinses op achttienjarige leeftijd in staat moest zijn haar moeder op te volgen, verliep het onderwijs van de Prinses in een ander tempo dan bij de meeste kinderen.
Na vijf jaar lager onderwijs kreeg prinses Juliana privé-onderwijs op HBS/Gymnasiumniveau. Op 30 april 1927 werd prinses Juliana achttien jaar en grondwettelijk meerderjarig. Twee dagen later werd de Prinses door haar moeder ingeleid in de Raad van State. In het najaar van 1927 legde de Prinses Openbare Belijdenis des Geloofs af in de Nederlandse Hervormde Kerk. Van 1927 tot 1930 volgde de Prinses colleges aan de Rijksuniversiteit Leiden. De keuze van vakken werd enerzijds afgestemd op haar toekomstige taak als staatshoofd, anderzijds op haar persoonlijke belangstelling voor godsdienst en literatuur. Tijdens haar studietijd nam de Prinses actief deel aan het studentenleven als lid van de Vereniging voor Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL). In 1930 mocht prinses Juliana een eredoctoraat in de letteren en wijsbegeerte in ontvangst nemen. Tijdens de crisisjaren werd de Prinses actief op sociaal terrein: mede op haar initiatief kwam het Nationaal Crisiscomité tot stand ter ondersteuning van crisisslachtoffers.
Prinses Juliana werd presidente van het Comité en was in die functie zeer actief. De Prinses volgde haar vader, na diens overlijden in 1934, op als voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis. Op 8 september 1936 werd de verloving bekendgemaakt van prinses Juliana met Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, met wie zij op 7 januari 1937 in het huwelijk trad. Het burgerlijk huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard werd gesloten in het stadhuis van Den Haag. De kerkelijke inzegening vond plaats in de Grote of Sint Jacobskerk. Hofprediker prof. dr. H. Th. Obbink gaf het prinselijk paar als trouwtekst de woorden mee uit psalm 32:8: “ Mijn oog zal op u zijn”. Na hun huwelijksreis nam het jonge paar zijn intrek in Paleis Soestdijk te Baarn, waarvan een vleugel als nationaal huwelijksgeschenk opnieuw was ingericht. Uit het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard werden vier dochters geboren: Beatrix (1938), Irene (1939), Margriet (1943) en Christina (1947). De Prinsessen werden op Paleis Soesdijk geboren, met uitzondering van prinses Margiet. Zij kwam in de oorlogsjaren te Ottawa (Canada) ter wereld.
De Duitse inval van 10 mei 1940 noopte prinses Juliana en prins Bernhard met beide kinderen via Engeland naar Canada uit te wijken, waar het prinselijk gezin tot de bevrijding van Nederland woonde in een voorstad van Ottawa. Gedurende de oorlog ondernam de Prinses verschillende reizen naar Suriname en de Nederlandse Antillen. In april 1945 keerden prinses Juliana en koningin Wilhelmina naar het bevrijde deel van Nederland terug, waarna op 2 augustus 1945 het prinselijk gezin op vaderlandse bodem werd herenigd. Na de bevrijding bracht het prinselijk paar bezoeken aan verschillende landen om daar de dank van Nederland over te brengen voor de hulp die aan de bevolking was gegeven op het eind van de oorlog. Juliana toonde zich daarbij een waardig ambassadeur van Nederland. Op 14 oktober 1947 werd prinses Juliana voor de eerste keer regentes van het Koninkrijk, aangezien de gezondheid van koningin Wilhelmina te wensen overliet. In mei 1948 nam Juliana opnieuw voor een maar maanden als regentes de taak van haar moeder over.
Op 4 september 1948 volgde de abdicatie van koningin Wilhelmina. Koningin Juliana aanvaardde haar taak op 6 september 1948 officieel met haar eedsaflegging in de Nieuwe Kerk in Amsterdam met de woorden: “Wie ben ik dat ik dit doen mag?” Daarbij getuigde de Koningin ook van de kracht waarin zij deze taak toch aandurfde: “…maar de moed om deze roep te volgen, vind ik in vertrouwen op God en in de grote liefde waarmede ons volk mij tegemoet treedt.” In het eerste jaar van haar regeerperiode werd de aandacht van koningin Juliana met name opgeëist door de Indonesische kwestie. De Koningin had een afkeer van het koloniale verleden en was er trots op dat tijdens haar koningschap een einde kwam aan het koloniale rijk. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden werd door de Koningin bekrachtigd in 1954: dit Statuut vormde de grondslag voor een samenwerkingsverband voor de drie overgebleven delen van het Koninkrijk: Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. Na Indonesië scheidde in 1975 ook Suriname zich af van het Koninkrijk der Nederlanden. Juliana schroomde niet voor haar morele opvattingen uit te komen, hetgeen soms kon leiden tot spanningen met haar ministers. Dit was onder meer het geval bij de gratiëring van Duitse oorlogsmisdadigers: Juliana verzette zich fel tegen verdere executies, waarbij zij een enkele keer niet schroomde te dreigen met aftreden.
Tragisch, zowel persoonlijk als politiek, verliep de ‘Hofmans-affaire’ rond de oogkwaal van haar jongste dochter Christina. De huwelijken van de prinsessen Irene en Beatrix wekten grote beroering, evenals de Lockheedaffaire rondom prins Bernhard. Ondanks tegenslagen op het persoonlijke vlak bleef koningin Juliana op nauwgezette wijze invulling geven aan het koningschap. Door haar intensieve drang om met alle lagen van de bevolking mee te leven weet Juliana, geheel in de lijn van haar voorgangsters, aan het koningschap een vrouwelijker gezicht te geven. In haar gehele regeringsperiode gaf koningin Juliana keer op keer blijk van haar sociale bewogenheid. Ter gelegenheid van hun zilveren huwelijk in 1962 gaf zij samen met prins Bernhard terreinen voor de vestiging van jeugdcentra aan de Nederlandse jeugd, vergezeld van een groot geldbedrag. De opbrengst van het nationale geschenk ter gelegenheid van haar zilveren regeringsjubileum in 1973 schonk de Koningin aan kinderen in nood. In 1979 bestemde Juliana het nationale geschenk voor haar zeventigste verjaardag voor het Internationale Jaar voor het Kind. De Koningin verbond tevens haar naam aan de Stichting Koningin Juliana Fonds (het latere Juliana Welzijn Fonds), dat financiële steun geeft aan projecten voor onder meer maatschappelijke dienstverlening en sociaal-cultureel werk.
De ontwikkeling van wetenschap en cultuur had eveneens de belangstelling van de Koningin. Als erkenning voor haar verdiensten op maatschappelijk terrein ontving koningin Juliana in 1964 een eredoctoraat in de sociale wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Op 31 januari 1980 deelde koningin Juliana mee dat zij op 30 april van dat jaar zou aftreden ten gunste van haar dochter prinses Beatrix. Aan de vooravond van haar abdicatie richtte Juliana zich in een toespraak voor het laatst als Koningin tot het Nederlandse volk. Daarbij liet de Koningin zich diep in het hart kijken, toen zij sprak: “Toen ik door mijn grondwettelijke eed trouw zwoer aan het Nederlandse volk, zei ik de woorden: “Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” Ik heb gemerkt dat Hij dat gedaan heeft, maar hoe, dat blijft mijn geheim.” Als eerbetoon aan haar moeder, deelde koningin Beatrix tijdens haar inhuldiging mede, dat 30 april voortaan Koninginnedag zou blijven.
Ook na haar troonsafstand bleef prinses Juliana zich inzetten voor de medemens. Zo aanvaardde zij het erevoorzitterschap van de Nationale Commissie Internationaal Jaar van Gehandicapten 1981. Tevens bleef zij veelvuldig bezoeken brengen aan instellingen van maatschappelijke zorg. Vanaf begin jaren ’90 nam prinses Juliana geleidelijk aan minder deel aan publieke evenementen. In 1999 liet de Prinses per brief weten dat het haar vanwege haar hoge leeftijd niet langer mogelijk was om officiële uitnodigingen te aanvaarden. Voortaan leefde de Prinses een teruggetrokken leven in paleis Soestdijk. Het werd stil op Soestdijk. Zo verdween de geliefde Prinses geleidelijk uit het openbare leven, maar zeker niet uit de harten der Nederlanders. Op 20 maart 2004 kwam het einde toch nog onverwachts. In haar jeugd vertaalde prinses Juliana eens een Noors kerklied voor haar moeder. Voor de Prinses zijn deze woorden nu werkelijkheid geworden:
“De zon schijnt in mijn ziel vandaag, het duister is gezwicht, en aard en hemel lacht mij toe, want Jezus is mijn licht…”
Met dank aan de Bond van Oranjeverenigingen in Nederland